Geschiedenis
'Heeft U werk groot of klein, dan moet U bij Visser zijn'
Deze wervende slogan hing jarenlang boven het pad dat toegang bood tot de werkplaats van Timmerfabriek Visser aan de noordkant van de Papenpadsloot.
Oprichter Klaas Visser Wzn, werd op 6 augustus 1902 geboren als oudste zoon van Willem Visser Kzn en Maartje Nota, woonachtig in een achterhuis aan het Kramerspad 19 (later Kramerstraat) aan de Oostzijde te Zaandam. Het gezin telde tien kinderen: vier dochters en zes zonen. Klaas ging na de lagere school aan het werk bij de firma Exalto aan het Molenpad, een molenmakerij met een timmerwerkplaats. Daarnaast volgde hij lessen aan de Avondtekenschool. Op z'n 21e jaar kocht hij het woonhuis Blauwepad 68 te Zaandam waar hij destijds woonde met zijn ouders. In 1928 tekende en bouwde hij eigenhandig een stenen woonhuis met een zeer gewaagd gebogen dak op het oostelijke deel van het erf van de ouderlijke woning. Na de bouw, trouwde hij met Aaltje Schaft, geboren op 21 oktober 1904. Het gezin kreeg drie kinderen. Maartje in 1929, Cornelis (Cor) in 1935 en Willem (Wim) in 1939.
Na een loonsverlaging en vervolgens ontslag bij de firma Steemeijer in 1932 stelde houthandelaar Jacob Wilson de werkeloze Klaas in de gelegenheid zelfstandig ondernemer te worden. Hij kreeg de beschikking over een werkplaats aan Oostzijde 178-182 en op 1 september 1932 liet de kersverse ondernemer Klaas Visser een schrijven rondgaan waarin hij melding maakte van de oprichting van een Loonzaag- en Schaafinrichting, alsmede voorkomende timmerwerken. Hij besloot het schrijven met 'Hopende door een accurate en billijke bediening ook voor U eens iets te mogen uitvoeren'. Een jaar na de oprichting volgde een grote tegenslag. In de nacht van maandag 11 op dinsdag 12 september 1933 gingen de percelen Oostzijde 178-182 in vlammen op. De zoektocht naar een andere locatie leverde snel resultaat op. Aan de Papenpadsloot werd een terrein van 605 m2 gekocht van heipalenhandelaar Klaas Kan Klz, recht tegenover de oud-katholieke kerk. Daar verrees begin 1934 een behoorlijk stenen pand met stalen spanten, afgedekt met golfplaten.
Het eerste grote werk diende zich in december 1933 aan: de bouw van drie woningen onder één kap in de Oostzijde voor een aanneemsom van 8.200 gulden, met uitzondering van het metselwerk, tegelwerk en het leggen van rioolbuizen. De jaren dertig. Crisistijd. De verdiensten waren mager tot slecht. Of, in de woorden van Klaas: "Je moest het werk uit de hel halen en naar de hemel toebrengen." Tijdens de Tweede Wereldoorlog lagen de werkzaamheden in de fabriek vrijwel stil. Hout was een schaars goed.
Na de oorlog volgde een flinke opleving. Verkade werd een belangrijke klant. In de jaren na de oorlog stond de productie ook in het teken van meubelen, zoals eiken tafels, stoelen, lectuurbakken en crème geschilderde keukentafeltjes. In juli 1950 diende zich een nieuwe generatie in het bedrijf aan. Zoon Cor kwam na zijn opleiding aan de Ambachtsschool (c.t.s.) aan de Westzijde als leerlingtimmerman de gelederen versterken. Zoon Wim stapte in 1955 na het verlaten de Ambachtsschool in het familiebedrijf. De jaren vijftig kenmerkten zich vooral door het vervaardigen van kozijnen, ramen, deuren, trappen, meubels, stands en klein aannemerswerk.
Op 1 januari 1961 werd het bedrijf omgezet in een vennootschap onder firma, met naast vader Klaas de zonen Cor en Wim als medefirmanten. De bedrijfsnaam werd bij die gelegenheid gewijzigd in Firma K. Visser en Zonen. Vader Klaas overleed op 12 januari 1963, op 60-jarige leeftijd, waarna de beide zonen voor de lastige opdracht stonden het bedrijf voort te zetten.
Op 29 oktober 1973, werd de nieuwe fabriek aan de Noorder IJ- en Zeeweg 8 in gebruik genomen. Het leidde snel tot een stroomversnelling van opdrachten.